Een diagnostische vraagstelling over de aanwezigheid van een autismespectrumstoornis (ASS) is doorgaans een uitdaging. Voor de descriptieve en structurele diagnostiek gebruiken we gestructureerde en ontwikkelingsanamnestische interviews en gevalideerde vragenlijsten. Voor de beoordeling van de cruciale cognitieve stijl kenmerken (Theory of Mind, centrale coherentie) wordt soms verwezen naar de TAT vanwege de open aard van de test en de mogelijkheden om de sociale informatieverwerking te bestuderen. Bovendien is de TAT een naturalistische taak waardoor we het probleemoplossend vermogen kunnen waarnemen. Inmiddels zijn empirisch onderbouwde scoringssystemen voor de TAT ontwikkeld die waardevol zijn in het kader van ASS-diagnostiek, bijvoorbeeld de Social Cognition and Object Relations Scale van Westen die recent door Stein & Slavin-Mulford (2017) verder verfijnd werd. Onderzoek bracht verder aan het licht dat de narratieven van cliënten met een ASS specifieke kenmerken kunnen vertonen (Eurelings-Bontekoe et al., 2011).