De TAT is een veelgebruikt instrument in de klinische psychodiagnostiek van adolescenten en volwassenen. In de klinische praktijk is de TAT zelfs populairder dan de rorschachtest. Helaas om de verkeerde reden. Clinici geloven namelijk dat ze de TAT-verhalen onmiddellijk kunnen interpreteren terwijl de rorschachtest een complex coderings-systeem vergt. De gevolgen van een intuïtieve klinische interpretatie van de TAT laten zich raden: subjectieve en wetenschappelijk niet onderbouwde uitspraken met een lage betrouwbaarheid. Voorts zijn clinici zelden op de hoogte van het bestaan van klinisch relevante en empirisch onderbouwde scoringssystemen voor de TAT (Jenkins, 2008).
Deze driedaagse praktische vorming wordt nu voor de derde keer georganiseerd. In deze training staan de vaardigheden om de TAT op een wetenschappelijke en systematische wijze te interpreteren centraal. De eerste opleidingsdag is gewijd aan de wetenschappelijke status, de gestandaardiseerde afname (keuze van de platen, instructie, verloop van de afname en navraag) en de kwalitatieve analyse van TAT-verhalen. Algemene richtlijnen en belangrijke theoretische perspectieven om TAT-verhalen kwalitatief te interpreteren worden besproken.
Voor de kwantitatieve benadering van de TAT worden twee opleidingsdagen voorzien waarin twee scoringssystemen grondig worden uitgediept : (1) de Social Cognitions and Object Relations Scale van Drew Westen (SCORS-G) om de verschillende dimensies van object- representaties te meten; (2) het Problem Solving System van George Ronan (PPSS-R) om de verschillende dimensies van probleemoplossend vermogen te beoordelen.
Van beide scoringssysteem worden de theoretische grondslagen beschreven, gevolgd door een klinisch vignet waarna het gebruik van het scoringssysteem wordt ingeoefend met TAT-protocollen. De training wordt afgerond met een uitgebreide casusbespreking waarbij de TAT-verhalen zowel vanuit kwalitatief als kwantitatief perspectief geanalyseerd worden.